Heupklachten

heupklachten.jpg

Mogelijke symptomen bij heupklachten:

  • Zeurende of stekende pijn in de lies en eventueel bilregio?

  • Na een tijd gezeten te hebben moeite om weer in beweging te komen, maar na een aantal stappen wordt dit minder?

  • Pijn bij springen landen en draaibewegingen?

  • Pijn na een trauma-moment?

 

 

Heupklachten: Wat is het?

Er zijn verschillende vormen van heuppijn, zo is er kraakbeenletsel, artrose, inklemming of impingement klachten, slijmbeursonsteking (bursitis), maar ook overbelasting waarbij pijnlijke pezen de oorzaak kunnen zijn voor de klacht.

Verschillende soorten heupklachten

Hieronder staan een aantal verschillende soorten heupproblemen beschreven die wij onder andere in de praktijk tegenkomen.

Femoro acetabulaire imingement (FAI)

  • Het voorkomen van FAI wordt geschat op 22-30% van alle patiënten met heuppijn en komt voornamelijk voor bij sporters tussen de 20-50 jaar.

  • FAI komt bij 8-14% voor bij mensen zonder klachten. 

FAI is het gevolg van veel voorkomende wrijving tussen heupkop en -kom. Deze wrijving is normaal geen probleem, maar de extra wrijving kan het gevolg zijn van een afwijkende kop (CAM impingement) of een afwijkende komstructuur (pincer impingement).

 Coxartrose (heupartrose)

  • Knieartrose komt vaker voor dan heupartrose. Het aantal nieuwe patiënten met heup- en knieartrose per jaar in Nederland werd in 2007 geschat op 23.100 mannen en 42.900 vrouwen. Dit komt overeen met 2,8 op de 1000 mannen en 5,1 op de 1000 vrouwen

  • Het risico op artrose neemt toe met de leeftijd, met een piek rond de 78 tot 79 jaar, na welke leeftijd het risico weer afneemt.

  • Jaarlijks wordt 4,3 procent van de mensen met heup- en/of knieartrose die zich aanmelden bij de huisarts verwezen naar de fysiotherapeut. Veel mensen met artrose zijn niet bekend bij de huisarts.

Bij artrose is de belangrijkste verandering een vermindering van de dikte en kwaliteit van het kraakbeen. Als reactie daarop verdikt het onderliggende (subchondrale) bot en vindt aan de randen van het gewricht extra botvorming plaats. Ook kan er een chronische ontsteking van het synoviale weefsel (slijmvliesbekleding van het gewricht). Het gevolg van deze processen is een onregelmatig gewrichtsoppervlak, benige verbreding van het gewricht, mogelijke verdikking van het gewrichtskapsel en soms ophoping van synoviale vloeistof (hydrops).

Kenmerken

  • Kenmerkend voor artrose van de heup is het ervaren van pijn, stijfheid en uiteindelijk achteruitgang in dagelijks functioneren, die vermoedelijk ontstaat door gebrek aan beweging.

  • Deze pijn treedt aanvankelijk op bij het starten van bewegen en bij langdurig belasten; de pijn neemt vaak toe naarmate de dag vordert.

  • In latere fasen is er ook pijn in rust en nachtelijke pijn.

  • Er kan een benige verbreding van het gewricht ontstaan.

  • Karakteristiek voor artrose zijn crepitaties (knappend geluid) die worden gehoord en gevoeld en waarschijnlijk worden veroorzaakt door ruwe gewrichtsoppervlakken en de benige verdikkingen aan de gewrichtsranden, die langs de banden bewegen.

  • De pijn wordt meestal aangegeven in de lies en aan de voor-buitenzijde van de heup, soms uitstralend naar het bovenbeen en de knie.

  • Vaak is er sprake van afwijkingen op de röntgenfoto’s, maar deze afwijkingen houden slechts in beperkte mate verband met klachten als pijn, stijfheid en verminderde gewrichtsbewegelijkheid. Soms zijn er duidelijke (radiologische) afwijkingen op de foto’s die passen bij artrose, zonder pijnklachten en bewegingsbeperkingen.

 

Post-operatief, heupprothese

Wanneer er veel klachten in de heup ontstaan na aanleiding van artrose of na een fractuur, kan er geopereerd worden. Een nieuwe heup is dan een optie om de klachten te verhelpen.

Er zijn verschillende mogelijkheden om een heup te vervangen;

  • Een totale heupprothese: Hierbij worden zowel de kop als de kom vervangen voor een kunstheup, deze passen precies in elkaar.

  • Een partiële prothese: Hierbij wordt de kop niet verwijderd, maar komt er alleen een metalen dop op de kop, deze past precies in de metalen kom.

De heup kan op verschillende manieren aan het bot worden gehecht:

  • Ongecementeerde prothese: Een ongecementeerde prothese wordt gemaakt met een ruw oppervlak. Door dat dit ruwe oppervlak in het bot wordt gedrukt, wordt het lichaam gestimuleerd om zelf extra bot aan te maken. De prothese groeit zo in het bot.

  • Gecementeerde prothese:  Hierbij wordt de prothese vastgezet met botcement en zit het gelijk vanaf het begin vast aan het bot.

Na de operatie mag er gelijk begonnen worden met fysiotherapie, wij kunnen u helpen om na de operatie zo snel mogelijk te revalideren en uw dagelijkse activiteiten weer op te pakken. In eerste instantie komen we bij u aan huis, onder andere ook om de thuissituatie te bekijken. Als u er aan toe bent, hebben we in de praktijk alle mogelijkheden om optimaal te revalideren.

Perthes

  • De eerste symptomen ontstaan meestal tussen de 4 en de 8 jaar

  • De ziekte komt bijna nooit voor bij oudere kinderen, maar is dan wel heftiger.

  • De ziekte komt 5 keer vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

Kenmerken

Wanneer de vorm van het gewricht gaan veranderen, dan kunnen de eerste symptomen ontstaan. Vaak zie je dat het kind mank gaat lopen en geeft pijn aan in de heup of knie. Vooral de eerste weken tot maanden kunnen de kinderen mank lopen, maar de klachten kunnen ook periodes minder sterk zijn, en vaak hebben de kinderen de tweede helft van de 3 tot 4 jaar veel minder last.

Een aantal mogelijk symptomen zijn:

  • Een pijnlijk gevoel in de heup

  • De heup heeft minder mobiliteit

  • Pijn in de liesstreek

  • Pijn in de dij

  • Soms pijn in de knie

  • Het kind loopt vaak mank en dit wordt steeds erger

  • Na verloop van tijd kan het aangedane been korter zijn dan het andere been

De oorzaak van de ziekte is niet bekend, het is wel zeker dat de verminderde doorbloeding van de heupkop voor een afbraak in de heupkop zorgt en er zo een afwijking in het gewricht plaatsvindt. Er worden binnen 1-2 jaar verschillende stadia doorlopen, in het regeneratiestadium (het laatste stadium) wordt het aangedane weefsel in de dijbeenkop geleidelijk weer vervangen door gezond beenweefsel. Dit kan ongeveer 18 maanden duren. In welke mate blijvende gewrichtsverandering is opgetreden, hangt af van de mate waarin het heupgewricht tijdens de ziekte aan belasting is blootgesteld. Bij ernstige vervormingen is de kans op artrose op latere leeftijd vergroot.

 

Epifysiolyse

  • Epifysiolyse komt in Europa en Amerika tussen de 2 en 10 patiënten op 100.000 inwoners voor

  • De leeftijd waarop de diagnose gesteld wordt is gemiddeld voor jongens 13,5 en meisjes 12 jaar

  • In 50% van de gevallen komt het beiderzijds voor, vaak echter niet gelijktijdig.

Epifysiolyse is het langzaam afschuiven van de epifyse (laatste deel van het dijbeen) van de heupkop. De aandoening treedt op aan het begin van de pubertijd, tijdens de eerste groeispurt. Dit is het gevolg van de groeischijf die niet bestand blijkt te zijn tegen de normale krachten die op de heup komen tijdens het normaal functioneren. De groeischijf kan de epifyse niet meer fixeren op de hals van het dijbeen, en geleidelijk schuift het naar beneden. In het laatste stadium kan de epifyse geheel van de dijbeenhals afglijden. De oorzaak is niet bekend, maar waarschijnlijk gaat het om een combinatie van een hormonale disbalans en mechanische overbelasting.

Kenmerken

De aandoening begint zeer geleidelijk. In het begin zijn een mankend looppatroon en lichte knieklachten aanwezig. Pas later ontstaat er ook pijn in het heupgewricht, die wordt aangegeven in de lies. Naarmate de afglijding toeneemt, nemen ook de klachten toe. Een van de eerste en belangrijkste symptomen is dat de heup tijdens het lopen naar buiten is gedraaid.

Overige symptomen:

  • De heup kan niet veel worden bewogen

  • Pijn in de dij

  • Soms pijn in de knie

  • Het kind loopt vaak mank en dit wordt steeds erger

  • Na verloop van tijd kan het aangedane been korter zijn dan het andere been

 

Fracturen

  • In 2007 bedroeg het aantal nieuwe gevallen van een heupfractuur circa 15.000 (0,6 per 1.000 mannen en 1,6 per 1.000 vrouwen).

  • Heupfracturen komen vaker voor bij vrouwen (75%) dan bij mannen (25%) en komen voornamelijk voor bij personen ouder dan 55 jaar.

  • Na zes maanden heeft 32-50% van de patiënten zijn oude mobiliteit- en zelfstandigheidsniveau nog niet bereikt.

Klinische kenmerken

  • Pijnklachten na een val

  • Er kan geen steun worden genomen op het been of het lopen lukt niet.

  • Bij het onderzoek kan er een verkort been te zien zijn die naar buiten is gedraaid. De verkorting ontstaat door het naar boven verschuiven van het bovenbeen.

  • Röntgenfoto’s kunnen de diagnose bevestigen.

Risicofactoren

  • Leeftijd

  • Osteoporose

  • Lichamelijke inactiviteit

  • Overmatig gebruik van alcohol en cafeïne,

  • Een eerdere heupfractuur of polsfractuur in de afgelopen 10 jaar.